9. Het plaatsen van een port-a-cath is een standaard ingreep
Appeltje - eitje spreken we af
Ik moet me om even voor 12 uur melden bij de receptie van het ziekenhuis. Lachend en grappend komen we het ziekenhuis binnen en nemen we plaats in de wachtruimte. Het is een standaard ingreep onder plaatselijke verdoving. Ze plaatsen een soort kastje op de spier onder mijn sleutelbeen. Dit is handig voor het geven van de chemo’s, dan hoeven ze niet telkens in een van de aders te prikken. Ik heb heel kort op internet gezocht, maar trek al snel de conclusie dat het een eenvoudige ingreep is. Ik ga me hier niet druk over maken, besluit ik. De arts komt kennis maken en legt uit wat hij gaat doen. De kanker zit? uh rechts, oké dan komt de port-a-cath links. Hij wijst aan waar het komt en tekent met een zwarte stift een lijntje waar ze een sneetje maken. Aan het kleine kastje zit een slangetje dat zo - hup - de ader in gaat. Heel soms gaat dat niet en dan moeten ze het slangetje in een bloedvat in de hals doen. Dit komt bijna nooit voor, verzekert hij me. Maar hij moet het me toch vertellen. Ik hoor een stemmetje in mijn hoofd, dat zegt: ‘zul je net zien, ben jij die uitzondering'. Ik druk die gedachte weg en zeg tegen de arts dat we afspreken dat alles volgens plan gaat; Appeltje eitje. Hij glimlacht en zegt dat hij het toch moet zeggen dat er iets mis kan gaan en dat dat niet vaak gebeurt. Ik kijk hem soort van streng aan en zeg, laten we afspreken appeltje-eitje. Hij knikt, glimlacht en zegt: "oké, appeltje eitje". Ik vind het toch wel een beetje spannend, maar doe in mijn hoofd van ‘lalala appeltje eitje lalalala’. Op zo’n moment is het ook het besef dat de tijd toch doortikt wat me er door heen helpt. Over een klein uurtje is alles weer voorbij. Dat uurtje pakt uiteindelijk wel iets langer uit, helaas.
Ik lig op de operatietafel, 2 chirurgen buigen zich over mij heen. Een groen laken over mijn hoofd zodat ik ze niet op de vingers kan kijken. Alsof ik daar behoefte aan heb! Aan het hoofdeind zit een jonge arts, of bijna-arts, geen idee eigenlijk. Hij zit daar, volgens mij, om me af te leiden, gerust te stellen en eventueel vragen van mijn kant te beantwoorden. Volgens mij wil hij graag chirurg worden, want hij lijkt meer geïnteresseerd in het operatiegebied dan in mijn hoofd. Hij stelt wel de aangeleerde vragen, maar wacht het antwoord nauwelijks af en reageert nogal afgeleid op mijn verhaal. Af en toe valt het groene doek ook wat naar beneden en komt het op mijn gezicht te liggen. Hij ziet het niet meteen en ik lig vast, dus kan het niet wegschuiven. Gelukkig, ziet hij het steeds uiteindelijk toch en schuift hij de doek van mijn gezicht. Ondertussen zijn die 2 chirurgen druk bezig. Geen idee wat ze doen, maar voor mijn gevoel zijn ze aan het duwen en trekken, niet te zuinig. Ik kijk wat ongemakkelijk om me heen en zie ineens boven me, aan het plafond, een beeldscherm met bewegende beelden. Het duurt enkele seconden voordat ik door heb dat ik naar mijn eigen operatie aan het kijken ben. NEEEEE, dat echt niet!!!! Ik kijk snel weg, maar heb het beeld ondertussen al op mijn netvlies. Ondertussen gaat het duwen en trekken gewoon door, ze leunen af en toe echt op mij! Na een tijd zegt de chirurg dat ze het slangetje niet in het bloedvat krijgen en dat ze in mijn hals een bloedvat gaan zoeken om de port-a-cath op aan te sluiten. Ik knik bedeesd, ik vind alles best als ze maar snel klaar zijn. Ik wil hier weg, vind het helemaal niet leuk meer en van het hele appeltje-eitje is geen spoor meer te herkennen.
Geen idee hoe lang ik inmiddels al op de operatietafel lig. Om mijn lijden niet zinloos te laten zijn, neem ik me voor om, als alles voorbij is, te vragen waarom ze dit in vredesnaam onder plaatselijke verdoving doen en niet onder narcose! Dit is echt niet te doen. ‘Gaat het?’, vraagt een van de chirurgen. Ik zeg ja, omdat ik wil dat ze hun werk afmaken. Als ik hier nee ga zeggen weet ik niet wat ze doen. Ja, is prima, ik herstel wel weer, later. Hij geeft me een compliment dat ik het heel goed doe. Ik vraag me meteen af hoe de rest het dan doet. Hoe ziet een patiënt eruit die het niet goed doet? Het huilen staat me inmiddels nader dan het lachen. Inwendig mopper ik ook nog op mezelf: ik met mijn appeltje-eitje ... grrrr ... Dit is dan het minder welkome bewijs dat mindset niet alles bepalend is, maar het kan natuurlijk ook nog de mindset van de chirurg zijn. Ik moest hem bijna dwingen om appeltje-eitje te zeggen, maar als hij dat niet zo gevoeld heeft.
Tsja, wie zal het zeggen. Ik krijg het in mijn hoofd niet meer helemaal kloppend … Ik wil gewoon dat het voorbij is. Stop, hou op, ik vind het niet meer leuk.
Dan is het klaar, de wond wordt dichtgenaaid en ik mag naar de uitslaapkamer om even bij te komen. Ik ben blij dat het achter de rug is. Er komt een zuster langs. ze vraagt opgewekt hoe het met me gaat. Ik mompel dat het prima gaat. Ik hoop dat ze niet ziet dat er een traan over mijn wang rolt. Als ze daar aandacht aan besteedt begin ik vast te brullen ... zo geen zin in!
Vorige: 8. Lief zijn voor mijzelf in deze moeilijke tijd
Volgende: 10. Nog even doorzetten