73 Hallo UMCG
Onderweg in de auto overvalt me twee keer een ‘ik – ben – iets – vergeten – schrik’, maar ik heb geen idee wat het is. Dan zal het niet belangrijk zijn. Het is heel lang geleden dat ik in het UMCG ben geweest. Ook lang geleden dat ik ergens anders in de stad Groningen ben geweest, trouwens. De laatste paar keer ben ik niet verder gekomen dan IKEA en als ik zo eens om me heen kijk naar al die fietsers, auto’s, bussen en krioelende mensen dan weet ik ook waarom. Gelukkig weet Robert waar we moeten parkeren, ik geloof niet dat ik het had kunnen vinden. Misschien de parkeergarage nog wel, maar dan in het UMCG, hoe dan! Als we in de parkeergarage lopen en Robert vraagt naar het kaartje met de routebeschrijving, die we de vorige keer in Emmen hebben gekregen, weet ik ineens wat ik vergeten ben. Voorbereiding is het halve werk. Gevalletje van: je kunt ook iets te veel loslaten. Op miraculeuze wijze weet ik precies op het goede moment de straat te noemen waar we moeten zijn: ‘Fonteinstraat 18’. Fantastisch hoe dat soms ineens gebeurd.
Ik meld me bij de balie in het begin van Fonteinstraat 18. De dame achter de balie zegt dat ze ons aanmeldt en wijst ons de wachtkamer. PA dokter Nick F. komt even later naar buiten en roept mijn naam. We lopen zijn kamer binnen en hij glimlacht vriendelijk. Ik krijg een amicale aai over mijn schouder en het voelt haast een beetje eigen in dit grote ziekenhuis. Hij vraagt hoe het met me gaat en ik antwoord dat het heel goed gaat. ‘Wond niet open gegaan?’ ‘Nee, wond niet open gegaan’. Ik vertel dat ik na het vorige bezoek inmiddels al 5 keer bij de fysiotherapeut ben geweest voor oedeemtherapie en het soepel houden van het litteken. Hij vraagt of hij mijn rechterkant even mag zien. Er zit nog iemand bij, of zij even mee mag kijken? Het mag allemaal van mij.
Hij kijkt naar de wond en zegt dat het vocht een stuk minder is geworden. Hij knikt goedkeurend en wijst zijn collega aan waar hij op let. Met zijn wijsvinger gaat hij over de plek waar vroeger mijn borst zat. Het voelt minder ongemakkelijk nu er geen borst meer zit. Hij had net zo goed naar mijn been kunnen kijken en daar dingen aanwijzen. Ik merk dat ik het ook niet moeilijk vind om de plek te laten zien. Niet zomaar aan iedereen, maar functioneel, zeg maar. Het maakt me niks meer uit. Ik denk dat ik ook best naar de sauna zou durven. De eerste minuten is het misschien wat ongemakkelijk, maar daarna zal ik het best kunnen loslaten. Zolang ik maar geen spiegels tegenkom of mezelf in een raam zie, dat blijft toch een beetje raar en confronterend.
Als hij klaar is met zijn verhaal, meld ik me weer bij de balie en wijst ze ons een andere wachtkamer. Kort daarna word ik alweer ergens anders binnen geroepen voor een CT-scan. Nick is ook van de partij, hij wil graag even meekijken. Is dat oké voor mij? Natuurlijk vind ik het goed, het geeft wel vertrouwen. Hij vraagt of ik misschien al een datum voor de eerste bestraling heb gekregen. ‘De tiende’ zeg ik. Dat klopt, ik mag de datum met potlood in mijn agenda zetten. Het kan dat er nog iets gewijzigd wordt, maar dit is de voorlopige datum.
Ik zie niet wat ze allemaal aan het doen zijn, maar er worden dingen op me gelegd en strepen en stippen gezet. Ze gaan het te bestralen gebied in beeld brengen om een goed bestralingsplan te kunnen maken. In 2020 kreeg ik op de huid die zichtbaar was in een laag decolleté een pleister met een stip. Hier doen ze daar niet aan, iedereen krijgt tatoeagestippen. Ik heb het alweer losgelaten, kan er altijd later nog een mier of een klein spinnetje van maken. De verpleegkundige zoekt ondertussen naar een stipje op haar hand om te laten zien hoe ze met de jaren vervagen. ‘ik had er hier ergens eentje van een paar jaar geleden, maar die is waarschijnlijk ook al weer weg.’ Het maakt me niet meer uit, doe maar gewoon, mijn decolleté is toch al naar de knoppen. Ze gaan aan de slag en al doende blijkt dat ze 2 stipjes van de vorige keer kunnen gebruiken. Heb ik even geluk! Aan de voorkant zet ze echter wel een nieuwe stip en dat doet knap zeer! Gelukkig is het al klaar. Ze veegt met een doekje over de stip om te kijken of hij goed genoeg is. Het is gelukt. Daarna veegt ze met een doekje over mijn rechterkant om de strepen weg poetsen. Dat doet ook al zo’n pijn! Het hele gebied is nog steeds bont en blauw van de operatie. ‘Au!’ zeg ik, ik wil dat ze stopt met drukken en vegen. Wat maakt mij die paar strepen nou uit!
Weer meld ik me bij de balie en ze wijst ons terug naar de eerste wachtkamer. Bijna meteen hoor ik iemand mijn naam roepen. Fantastisch!, hoe soepel en snel dit gaat. Bloedafname, mijn favoriete onderdeel. Ze trekt de band om mijn linkerarm nog wat strakker en klopt vrij hard op mijn arm. Ze zakt steeds verder richting mijn pols en ik schat zo in dat ze niet veel geschikts ziet waar ze in kan prikken. Andere arm dan maar, dat blijkt nog minder te zijn dus ze gaat terug naar de linkerarm. Ze vraagt of ik er al flauw van ben en ik stel voor dat zij gewoon blijft kloppen in plaats van prikken, dan vind ik het prima. Ze grinnikt even. Uiteindelijk komt ze uit bij mijn linkerhand. Gelukkig prikt ze in een keer goed en tapt ze twee buisje bloed af. Ik stel voor de grap voor dat ze gewoon 10 buizen aftapt zodat de eerstvolgende die bloed wil zien, bij haar aan kan kloppen. Helaas, werkt dat niet zo.
Krap een uur later hebben we alle afspraken alweer achter de rug, het is fantastisch! We kunnen weer op weg naar huis. Geheel tegen Roberts’ principes rijden we op de terugweg door de Mc Drive omdat ik vind dat ik een Sundae ijs met karamel en nootjes verdiend heb. Zalig de smaak van karamel en ijs in combinatie met de opluchting dat we weer een stap dichter bij het ‘einde’ zijn.
Na een paar dagen zonder ziekenhuis, rijd ik zonder Robert naar Emmen voor de eerste bestraling. Robert heeft wel iets beters te doen en dit kan ik prima alleen. Ik combineer het nuttige met het aangename en bel onderweg met een vriendin om bij te kletsen. Ik ben al een paar keer in het gebouw geweest en toch presteer ik het om de juiste ingang voorbij te lopen en ergens totaal verkeerd naar binnen te gaan. Ik voel de stress opkomen, ik ben maar net op tijd en nu dus bijna te laat. Ik heb geen idee waar ik naar toe moet en het komt me helemaal niet bekend voor. Het lijkt wel een school waar ik binnengestapt ben. Ik ga weer naar buiten en zie een bordje ‘UMCG radiologie, ingang om de hoek’. Ow, daar komt ik net
vandaan, de ingang zit recht tegenover waar de auto geparkeerd staat. Aha, ik herken het weer, stond gewoon in het verkeerde gebouw. Blij dat ik weer weet waar ik ben, meld ik me helemaal buiten adem bij de balie. De dame zegt dat ik rustig aan mag doen, ik had niet hoeven rennen en mag de volgende keer gewoon even bellen als ik iets later ben. Geen enkel probleem.
Ik zit net als ik al word opgeroepen. Ze legt uit wat de bedoeling is en ik zeg haar dat ik al eens eerder bestraald ben. ‘Nee, niet hier. In Breda’. Ik ga op de bank liggen en krijg hier en daar wat hulpstukken gemonteerd om mijn lichaam te ondersteunen. ‘Gaat het zo?’’Ja hoor, gaat best’. Ze schuift me wat op en draait me iets bij. Ze leggen de flap over mijn rechterkant, zetten deze vast met soort schilderstape en daar gaan we. ‘Tot zo!’ Het is een ander apparaat dan bij het Verbeeten instituut. Daar zag ik soort koolstofkorrels heen en weer gaan achter een raampje. Dit ziet er op een of andere manier iets nieuwer uit. Ik neem me voor er het beste maar van te maken, als ik daar toch lig. Ik ben er nog niet helemaal uit wat ik voor meditatie ga doen, als de twee dames de ruimte al weer in komen. ‘Het is alweer klaar, mevrouw. Wilt u uw armen nog even omhoog houden zodat ik de tape kan losmaken?
Nou, dat was hem alweer … Ik mag weer naar huis.
Nog 14 te gaan, moet lukken!