46. Gelukkig is mijn haar er al af
De eerste kuur, ik kan bijna niet wachten. Hoe eerder we beginnen des te eerder zijn we klaar. Het onvermijdelijke kun je maar beter zo snel mogelijk starten. Daarbij zie ik de plek op mijn borst veranderen. De dag voor de kuur vraag ik of Roos mijn haar eraf wil halen. Ik ben er klaar mee, als het toch uitvalt dan maar meteen. Ik was vol goede hoop naar een curly kapper geweest, maar mijn haar heeft er gewoon geen zin meer in. Ik dacht dan zie ik er na de operatie met mijn grove slag in ieder geval verzorgd uit. Een borst minder, maar wel slag in mijn haar. Ik was bereid het ervoor te doen en toen veranderden de plannen. Toch chemo en volledig haarverlies. Ik had nog kunnen kiezen voor een coldcap, maar dat lijkt me echt helemaal niks. Dan moet je bij iedere kuur een half uur eerder aanwezig zijn, na de kuur nog een tijd blijven zitten en je hebt het eerste kwartier knallende koppijn. Nou, nee dank je.
Daarom gewoon, huppakee, alles eraf. Ik hoef ze niet meer te wassen; dit was nooit een dingetje, maar nu ik weet dat ze uit gaan vallen, heb ik er meteen geen zin meer in. zonde van mijn tijd! Daarbij had ik bedacht; stel je voor dat ik wel erg ziek word van de chemo dan hang ik in ieder geval niet met lang haar boven een emmer. Ik zie de gezichten wel serieus kijken als ik verkondig dat ik geen bijwerkingen hoef te horen omdat het bij mij zomaar helemaal anders kan gaan. Iedereen ziet mij lekker positief het hele proces ingaan en houdt (dit is natuurlijk mijn invulling) het spreekwoordelijke hart vast.
Daarom gewoon, huppakee, alles eraf. Ik hoef ze niet meer te wassen; dit was nooit een dingetje, maar nu ik weet dat ze uit gaan vallen, heb ik er meteen geen zin meer in. zonde van mijn tijd! Daarbij had ik bedacht; stel je voor dat ik wel erg ziek word van de chemo dan hang ik in ieder geval niet met lang haar boven een emmer. Ik zie de gezichten wel serieus kijken als ik verkondig dat ik geen bijwerkingen hoef te horen omdat het bij mij zomaar helemaal anders kan gaan. Iedereen ziet mij lekker positief het hele proces ingaan en houdt (dit is natuurlijk mijn invulling) het spreekwoordelijke hart vast.
Ik app of Roos me wil helpen en ze wil. Als ik Floris en zijn vriendje dat bij ons komt spelen op haal. Leg ik uit wat Roos en ik gaan doen. Ik vertel dat ik een medicijn tegen de kanker ga krijgen waar mijn haar van uit valt. Floris weet er alles van en reageert amper, het vriendje zegt alleen, ‘oké’. ‘Dus’, vervolg ik mijn verhaal, ‘kan het zo maar zijn dat je de keuken in loopt en mij daar kaal of half kaal ziet zitten. Jullie mogen ook helpen, als jullie dat leuk vinden, dan gaan we kappertje spelen’. Hier hebben de mannen geen behoefte aan, zij hebben andere plannen. De eerste knip is ook nu weer even een dingetje, maar als je er geen aandacht aan geeft, blijft het een dingetje en dat kunnen we prima handelen. Nou, haar eraf, muts op … Flash back! Precies dezelfde muts als toen, in 2020.
Woensdag in de ochtend brengen Robert en ik samen Floris naar school en rijden we meteen door naar het ziekenhuis in Stadskanaal. Een bekende weg omdat ik daar iedere 6 weken mijn PAC liet doorspoelen en in 2020 een paar keer chemo heb gehad. Daar ken ik de verpleegkundige van die mij komt vertellen dat ik met haar mee mag komen. Ze is even een moment sprakeloos als ze mijn naam voorleest en mij aankijkt. Dan herstelt ze en lopen we naar de ruimte met de twee luxe stoelen. We kletsen even bij en terwijl ze mijn gegevens op haar scherm heeft staan, mompelt ze: ‘er blijft je ook weinig bespaart, zeg’. Ik ben aangekoppeld en het spreekwoordelijk feest mag beginnen. Eerst een middel tegen de misselijkheid dan het ene bestanddeel van de kuur en dan het andere bestanddeel, spoelen, enzovoort, enzovoort. Ondertussen is het een gezellige boel en we lachen wat af. Klaar alweer!! We mogen weer naar huis. Roos komt nog even koffie drinken en we lopen een stukkie … geen vuiltje aan de lucht: so far so good. Ik besluit een goed gevulde pompoensoep te maken van de anderhalve flespompoen die nog op het aanrecht liggen. Zo rommel ik de middag wat aan. Ik voel me sterk en vol vertrouwen. Als bijna iedereen aan tafel zit, voel ik me ineens niet meer zo lekker. ‘Ik ga naar bed, ik voel me niet goed, gaan jullie maar eten’, kan ik nog uitbrengen. Ik voel me met de minuut beroerder en om 18u begin ik te braken. Meteen blij dat mijn haar er al af is, veel fijner zo. Ik val in slaap en word wakker van de misselijkheid, weer braken en nog een keer. Even slapen en weer braken … Ik voel me vreselijk en hoop dat het snel voorbij zal zijn. Ik heb een onrustige nacht van slapen, braken, emmertje legen en omspoelen, slapen, enzovoort.
Donderdag In de ochtend belt de oncologie verpleegkundige mij hoe het gaat. Ik vertel haar dat ik me beroerd voel en dat ik steeds moet braken. Ze zegt dat ik het moet aangeven als het niet gaat. Ik zeg heel positief dat het ergste nu achter de rug is en dat ik net uit bed wilde gaan. ‘Nou, zullen we afspreken dat je vrijdag belt als het echt niet gaat? Of heb je liever dat wij jou even bellen hoe het gaat? Doe maar lekker rustig aan, ga lekker op de bank televisie kijken, of zo’. Dat idee spreekt me wel aan, dat doe ik anders nooit, dat gaan we vandaag doen. Niet, het gaat wel en ik ruim hier de boel op! De thuiszorg komt een spuit zetten die de aanmaak van witte bloedcellen moet activeren. Nou, kom maar door met die spuit! Dan na een paar uur rust, zet de misselijkheid weer op en moet ik weer braken. En dan nog een keer en nog een keer en nog een keer. Ik heb woensdag om 12u mijn laatste maaltijd gegeten en mijn maag is allang leeg. In de avond komt Floris bij me liggen, hij ligt te kermen van de buikpijn en geeft aan ook misselijk te zijn. Ik bedenk dat het voor hem ook zwaar moet zijn om mij zo te zien en ga er vanuit dat er niks aan de hand is. Dan ineens begint ook hij te braken! Snel bel ik Robert en hij komt er meteen aan om Floris te helpen. Misschien was dat het antwoord op mijn stille vraag of het nog beroerder zou kunnen worden. Ja dus. We liggen samen in bed, partners in crime, allebei zwak, ziek en misselijk. Ik weet helemaal niet meer wie wanneer wat, maar Floris braakt later die avond, als alles pikkedonker is, nog een laatste keer. Ik geef hem een compliment dat hij in het donker toch in het emmertje heeft gebraakt. Hij antwoordt dat dat niet helemaal gelukt is. Ik laat het los, het interesseert me echt helemaal niks meer. Voor mij houdt de ellende nog niet op, met steeds een uurtje of twee ertussen waarin ik slaap, hang ik weer boven de emmer. Een vrolijke emmer van de Action met paardebloemenpluisjes… bah!
Vrijdag in de ochtend bel ik de oncologieverpleegkundige dat het echt niet meer gaat. Mijn keel doet pijn, ik voel me heel ziek en ik hou niks binnen. Ze gaat overleggen met de oncoloog en zal ervoor zorgen dat er medicatie voor me klaargezet wordt. Even later belt ze terug dat het gelukt is, of Robert het uit Stadskanaal wil komen halen. Geen probleem, Robert had het nog uit Zwolle gehaald, als dat nodig zou zijn! Ze drukt me op het hart om, als ik niet opknap, de spoedeisende hulp in Emmen te bellen. ‘Echt doen, hoor!’ Om 13u krijg ik mijn verlossende pil. Ik durf hem niet goed in te nemen omdat ik niet kan inschatten of ik nog moet braken en wanneer. Ik neem twee slokken water en wacht even af en ja hoor, daar gaan we weer! Even tot rust laten komen en daarna de pil erin en weer plat, slapen maar weer. Zo slaap ik een aantal uurtjes achter elkaar. Een vriendin komt binnen met een potje multivitaminen en gemberthee. Robert heeft visite van 2 vrienden uit Brabant. Hij, Hendrik Jan en de vrienden gaan met z’n vieren naar de laatste show van Bert Visscher. Mijn vriendin vraagt wie er dan voor mij gaat zorgen. Ik haal mijn schouders op, ‘Floris, denk ik’. Iets anders kan ik er ook niet van maken. We halen beiden onze schouders op. Tsja, dat is dan zo.
Van te voren had ik bedacht dat ik ze weg zou brengen en op zou halen, maar ik voel dat dat niet gaat lukken. Daniëlla wordt ingevlogen, zij gaat de jongens naar theater brengen. Ze komt eerst nog even bij mij kijken. Ze schrikt van wat ze aantreft, ik ben net aan het braken en kerm tussen door: ‘auw, auw, auw’ …
‘Ik breng de jongens weg en dan kom ik terug bij jou’.
Vorige: 45. Een PICC is veel eenvoudiger dan een PAC
Volgende: 47. Er zit ook een voordeel aan de bodem van de put