33. Wat zat er in mijn long?
Nog flink onder de pijnstillers kom ik langzaam weer op gang. Geweldig spul, Oxycodon!! Het middel schijnt heel verslavend te zijn, maar ik ben er in 2020 ook zonder problemen mee gestopt, dus ik hou me niet in. Uit ervaring weet ik dat ik beter een dag extra pijnstilling kan nemen, zodat ik me (redelijk) vrij kan bewegen, dan dat ik verkrampt en angstig mijn dingen doen. Als ik op een gegeven moment een dosis vergeet in te nemen, merk ik hoeveel pijn alles nog doet … oei, ik was al best weer veel dingen aan het doen! Dat is dan weer het nadeel van een goed werkende pijnstiller, de grens van het verantwoord klusjes doen, wordt behoorlijk opgerekt. Ik merk ook dat ik iedere avond he-le-maal total loss ben. Dan zegt er iemand tegen me: ‘ga je niet meer slapen ’s middags?’ Oei, dat was ik vergeten! Natuurlijk! Ineens snap ik waarom ik zo moe ben en herinner ik me de dagen dat ik wel een dutje deed en me dan stukken beter voelde aan het einde van de middag. Dat ’s middags een dutje doen, valt in de praktijk nog niet mee. Ik ben tegen een uur of 12 nog niet moe, dus ik ga dan ongemerkt steeds iets langer door totdat het moment daar is dat Floris alweer thuis komt en ik niet meer kan gaan liggen. Ik had gedacht dat ik dat dutje doen heerlijk zou vinden. Nou, weet je, als ik eenmaal lig, dan vind ik het ook wel heel fijn. Het is alleen die stap om te gaan liggen. Er is altijd wel iets te doen.
Dan is het zover, de belafspraak met de longarts. Ik zie de afspraak al een paar dagen dichterbij komen, maar zet het telkens vakkundig opzij. Daarbij denk ik; ‘Ik heb twee kankers gehad, hoe erg kan het zijn?’ Voor de zekerheid check ik 3 keer of mijn telefoon wel af gaat, heb hem helemaal opgeladen en ik beweeg mij in een straal van 3 meter om mijn telefoon. Als hij af gaat, schrik ik me rot en heel even kan ik het geluid niet thuis brengen.
Ja hoor, het is dokter Heukels. Hij vraagt me of het uitkomt. Ik moet er een beetje om lachen en vraag me even af wat hij zou zeggen als ik hem zou vragen of hij over een uurtje terug wil bellen. Ik zeg het niet, want ik ben echt veel te nieuwsgierig en plotseling nogal zenuwachtig. Hij schraapt zijn keel en steekt van wal: ‘Nou, we hebben het weefsel opgestuurd en er is niets kwaadaardigs gevonden’ - stilte - ‘We hebben het uitvoerig besproken in de bespreking en we vermoeden dat het een chronische ontsteking is. Als we deze informatie uit de CT geleide punctie hadden gehaald dan hadden we u natuurlijk niet geopereerd – stilte - het voordeel is nu wel dat de ontsteking weg is’. Ik laat het allemaal een beetje op me inwerken en vraag: 'oncologisch gezien is dit de beste uitslag, ever, toch? Na 2 jaar in mijn hele lichaam geen uitzaaiing te zien' Ja, zegt dokter Heukels, als het kwaadaardig was geweest dan zouden we kunnen verwachten dat er ook elders in het lichaam van dit soort plekjes op zouden duiken' Ik ben eigenlijk gewoon heel blij! geen kanker! Die operatie kom ik ook wel weer te boven, zeg ik meteen. Ik voel dat de dokter zich een beetje aan het verontschuldigen is dat ze me helemaal hebben opengebroken voor een ontsteking. Wel chronisch, dus niet zomaar eentje, maar toch, ietwat overdreven was het wel ...Ik ratel door: ‘het gaat al heel goed en het zal alleen maar beter gaan’. De dokter zegt dat hij heel blij is dat ik het zo positief op neem. Hij wenst mij verder heel veel succes en ik ben altijd welkom in het Amphia, in Breda.
Dat het alleen maar beter kan en zal gaan, meen ik echt! Ik heb een heel plan hoe ik er weer boven op kom. Wandelen, zwemmen, in de tuin werken, fietsen, sporten, enzovoort. Nou dat zwemmen gaan we doen, in het meer van de overburen. Dat is een heel groot meer en ik heb bedacht dat ik heel rustig op mijn gemak naar de overkant zwem en dan weer terug. Dus Roos en ik het water in, heerlijk! Na een slag of 10 krijg ik het benauwd, ik begin wat oppervlakkiger te ademen en besluit nog rustiger te zwemmen. Als ik 15 slagen gezwommen heb, hijg ik dat ik geen adem meer krijg, echt niet! Roos kijkt me verbijsterd aan en zegt: ‘oké, ik kan reddingszwemmen, geen paniek’. Ik draai op mijn rug, gelukkig kan ik erg goed drijven, en zo duwt Roos me richting de kant. Uit ervaring weet ik dat ik vanzelf weer meer lucht krijg als ik me een tijdje niet beweeg en volledig ontspan. Dat is de reden dat ik niet in volledige paniek ten onder ga. En zo sta ik even later nog een beetje bibberig aan de kant. Wat nou als ik alleen was geweest?
Vanaf dan ga ik een paar keer per week een stukje langs de kant zwemmen. Na 10 slagen ga ik staan om op adem te komen en vervolgens zwem ik weer 10 slagen. Het werkt, maar het valt me wel een beetje tegen. Fietsen is het al net zo teleurstellend! Ik zet vol goede moed aan om een paar meter later volledig buiten adem te zijn. Ik realiseer me dat het belangrijk is om die grens op te zoeken. In het grensgebied zit de groei… oe … dat klinkt heel mooi! Maar het blijft wel balen dat ik alweer zover opgeknapt was en nu nog verder terug dan af ben. Langzaam maar zeker komt het besef dat het niet vanzelf gaat. Natuurlijk kan ik met een halve long (bijna dan) minder ook nog alles doen. Ik zal waarschijnlijk geen marathon kunnen lopen, maar dat heeft meer met doorzettingsvermogen te maken dan met longcapaciteit. Ik moet aan de bak, werk aan de winkel, actie in de taxi. Dus ik bel de sportschool. Vol goede plannen ga ik naar de sportschool. We doen eerst een conditietest. Ik moet rondjes in de gang wandelen om 2 pionnen. Dat gaat best aardig, helemaal niet slecht. Dan een knijptest. Dat gaat wel slecht, ik presteer onder het gemiddelde qua knijpkracht. Maar goed, ik ben daar niet voor niks! We trainen de beenspieren, armspieren, we maken een schema waarop ik alles kan aanvinken wat ik heb gehad.
Ik wil dit een jaar gaan doen en dan zal ik toch wel weer behoorlijk opgeknapt zijn, mag ik hopen!
Vorige: 32. Zo'n operatie maken we niet vaak mee
Volgende: 34. De mammografie