29. Mijn uitzakkende krullen en een Erysipelas
Ik zie het in de spiegel al een paar dagen gebeuren en ik vraag me af is of het klopt wat ik zie en wat ik ervan vind. Ze zakken langzaam uit … mijn krullen … De krullen die ik altijd al heb willen hebben, gaan weg. Soms zegt iemand tegen me dat mijn haar leuk zit, vooral in het begin leidde dat nog wel eens tot uitgebreide excuses en ongemakkelijke momenten bij de ander. Het is natuurlijk een gedwongen verandering van haar … een gevolg van mijn levensreddende chemo, niets meer en niets minder. Meestal vertel ik de reden van mijn rigoureuze verandering niet en bedank ik gewoon voor het compliment. Maar soms vragen mensen waarom en dan kan ik (wil ik) er niets anders van maken. Het bijzondere is dat ik, als ik de ander dan min of meer van kleur zie verschieten, zeg dat het niet erg is … “oooo, maakt niet uit hoor, het is al bijna weer over!” Ja, hoe dan! Kanker en niet erg? Ik vind het gewoon naar dat mensen zich naar voelen, dus stel ik ze gerust. Maar goed, mijn krullen zijn aan het vervlakken, verdwijnen, uitzakken … En dat is prima, hoewel ik het wel heel even lastig vond, ik laat mijn krullen gaan. Dankbaar dat ik ze had is het nu goed zo … mijn haar is al best weer lang en ik ben nieuwsgierig hoe dit zich verder gaat ontwikkelen … misschien mag ik een heel ienieminie klein beetje krul houden .. of slag … als het haar nat is, bijvoorbeeld … we gaan het zien.
Er komt steeds meer tussen mij en de kanker. Hield ik in het begin nog rekening met de ‘klap die achteraf zou komen’ nu geloof ik het wel. Misschien is zo’n klap niet aan mij besteed en ben ik te nuchter daarvoor. Het lijkt soms ook of het allemaal niet over mij gaat. Als ik de blogs schrijf, dringt het nauwelijks tot mij door dat het over mij gaat. Net of ik door een blurry doucheraam kijk; ik zie contouren maar geen detail. Ik voel er ook niet zoveel bij en als ik het hele proces achteraf bekijk, vind ik het nog wel meevallen. Pas als mensen, die alles van dichtbij hebben meegemaakt, momenten terughalen om te benadrukken dat het echt best heftig is geweest, geef ik het heel even toe. ‘Weet je nog hoe misselijk je was van de chemo, dat je dagen alleen plat op je Lafumastoel kon liggen’, ‘weet je nog hoeveel pijn je had van de longoperatie, je kon dagen lang niet zelf uit bed komen’, O ja, dat was ik vergeten, best heftig, ja. Ik weet vooral nog hoe fijn het was om in de chalet te zitten met het mooie weer en verder niks te hoeven. Dat Robert dankzij Corona betaald verlof kreeg en we hierdoor, omdat ook de scholen dichtgingen, maanden in Onstwedde konden zijn.
Ik word wakker en voel me vreselijk! Het lijkt wel of ik een kater heb. Ik denk na over gisteravond en kan niet anders concluderen dan dat ik echt geen druppel alcohol gedronken heb. Ik voel me misselijk, heb hoofdpijn en ben heel moe. Robert stelt voor dat ik maar een dagje in bed moet blijven. Ik vind dat een bijzonder goed idee en zo gebeurt het dat ik dus echt de he-le dag in bed lig. Ik drink af en toe een slok water en Floris brengt me ’s middags een schaaltje yoghurt met rozijnen, helemaal zelf gemaakt. Hij voert me heel serieus de yoghurt en babbelt er vrolijk op los. ’s Avonds ben ik er flauw van, het heeft lang genoeg geduurd. Ik ga naar beneden en voel me best goed. 1 dag in bed is meer dan genoeg, mijn rug eigenlijk mijn hele lichaam doet zeer van het liggen .. ik loop als een oude versleten vrouw de trap af, nog net niet zittend. Beneden eet ik een banaan, dit smaakt me prima. Ik drink wat water en we kijken tv. Helemaal opgelucht dat ik er zo goed en snel doorheen gerold ben! Na een paar uurtjes beneden, ben ik toch best wel moe. Ineens begin ik heel erg te rillen. ‘koude rillingen!’ zegt Robert, maar ik denk dat het allemaal best meevalt. Heb het een beetje koud, meer niet ... we gaan naar bed. Dan ineens in de nacht moet ik overgeven, veel heb ik niet gegeten overdag dus het is een pijnlijke gebeurtenis, best wel. Oké nog niet helemaal beter dus. En weer verder slapen … Ik kom maar moeilijk in slaap, maar na een tijdje lukt het gelukkig toch. Na een paar uur, schrik ik wakker, ik moet weer overgeven. Er zit allang niks meer in mijn maag, wat een ellende is dat! En weer verder slapen …
Ergens in de vroege ochtend meet ik mijn temperatuur; 39,3 … oei, da’s wel hoog. Dan plopt er een vraag op: ‘hé, zou ik nu ook het ziekenhuis moeten bellen?’ Met die koude rillingen en koortsig, niet helemaal lekker, enzovoort … ik had er nog helemaal niet bij stil gestaan en twijfel eigenlijk of het ‘als je koude rillingen hebt meteen ziekenhuis bellen’ nu, met de immunotherapie, ook geldt. Ik zoek het op op het internet en ja hoor, daar staat het: ‘bij koorts, koude rillingen moet je meteen contact opnemen met het ziekenhuis”. Het ‘meteen’ is niet helemaal gelukt, maar ik bel.
Om 8u bel ik naar het ziekenhuis, de longpolie. Er is even verwarring wie ik precies moet bellen, maar uiteindelijk kom ik uit bij de juiste persoon. Ze vertelt me dat het heel goed is dat ik heb gebeld en dat ze met de arts gaat overleggen. Ik weer lekker slapen … tegen 10u belt ze me terug, de arts wil graag dat ik naar het ziekenhuis kom … Ik voel me bezwaard en zeg dat de koorts allang weg is en ik me inmiddels al best weer goed voel. Ze snapt wat ik zeg, maar is onverbiddelijk. De koorts kan nu weg zijn, maar kan in de avond terug komen … neem voor de zekerheid maar wat spullen mee voor het geval u moet worden opgenomen … ? sorrie? hier had ik geen rekening mee gehouden! Aan de andere kant ziet de positieveling in mij ook wel weer een voordeel in dit alles wat mogelijk is … het eten is er goed en het is er heerlijk rustig.
Ik bel Robert en hij zegt dat hij naar huis komt om met mij naar het ziekenhuis te gaan … en zo zitten we een uur later op de eerste hulp in de wachtkamer. Daar zitten we dan, parkeren is gratis, da’s hier wel beter geregeld aan deze kant van het ziekenhuis. Na een tijdje worden we binnengeroepen. Ze gaan wat testjes doen; bloed afnemen .. ik lig lekker op een bedje onder een deken af te wachten wat het volgende is. De arts komt langs, hij kijkt naar mijn onderbenen en wijst een rode plek aan. Ik zie het niet goed, maar vermoed dat dit een plek is van het met benen over elkaar liggen … hij knikt, oké … hij kan niet echt iets vinden. In het bloed is te zien dat er ergens in het lichaam een ontsteking is, maar ze weten niet waar .. op de longfoto die net gemaakt is, zien ze niets bijzonders, daar is alles rustig, gelukkig. De arts geeft aan dat ik een penicilline mee naar huis krijg en terug moet komen als de koorts aanhoudt of als ik me niet lekker voel. Hij loopt weg om een recept te halen.
Ik ga ondertussen even naar toilet. Als ik naar mijn onderbeen kijk, zie ik een enorme rode vurige plek, wat het is weet ik ook niet, maar het is niet van het met mijn benen over elkaar liggen! Bij terugkomst op ‘mijn ‘ kamer zeg ik dat tegen de verpleegkundige. Ze gaat meteen de dokter halen. Hij kijk nog een keer en knikt bevestigend; ‘aha, dit is een Erysipelas, een soort wondroos maar dan anders. We hebben de ontstekingshaard gevonden!’ De penicilline blijft hetzelfde. Hij tekent met een balpen een lijn om de rode plek. Hij mag niet groter worden dan dit en over een paar dagen moet het echt een stuk beter gaan …
Nou!
Dat mag ik hopen! Maandag gaan Floris, Robert en ik een paar dagen naar de Efteling, het is nu donderdag … oei oei … dat zal dan net goed gaan, besluit ik.
Vorige: 28. De controlescan
Volgende: 30. Een hele slechte 1 april grap